Een toonaangevend familiemuseum

Het museum gaat vernieuwen en daarom verbouwen. Wat kun je verwachten in het nieuwe Universiteitsmuseum? Een interview met directeur Paul Voogt.

Het Universiteitsmuseum heeft plannen om te vernieuwen en wil daarom verbouwen. De opbrengst: een toonaangevend familiemuseum zoals we dat in Europa nog niet kennen. ”We willen het museum klaarmaken voor de toekomst, met veel collectie, veel te doen en veel te onderzoeken”, aldus directeur Paul Voogt.

Door: Pam van der Veen 

Het alweer twintig jaar oude Jeugdlab is aan vernieuwing toe en de vaste collectie vraagt om een betere indeling en meer presentatieruimte. Er kunnen straks veel meer objecten tentoongesteld worden. Bovendien is een verbouwing nodig om de groeiende toestroom van publiek aan te kunnen. Oorspronkelijk is het gebouw namelijk gebouwd voor een jaarlijks bezoekersaantal van 25.000 mensen. 

In de huidige opzet barst het museum uit z’n voegen, zegt directeur Paul Voogt. ‘In 2013 hadden we 55.000 bezoekers per jaar. Inmiddels zitten we op 75.000 en we denken makkelijk te kunnen doorgroeien naar 100.000. Maar de receptie is te klein; op drukke dagen loopt het vast. In de schoolvakanties en weekenden staan de rijen tot buiten op straat. Mensen kunnen hun jas niet kwijt en voor rolstoelgebruikers is de smalle entree ook niet optimaal.’

Om de plannen te realiseren wil het museum twee jaar dicht. Waarom zo lang?

“De verbouwing zelf duurt een jaar, maar voor die tijd moeten we het museum leegmaken en dat is ingewikkelder dan het lijkt. De collectie wordt ondergebracht in een depot en dat betekent: 3000 objecten uit de zalen halen, hun staat controleren, schoonmaken, sommige objecten invriezen tegen eventuele beestjes die er in geslopen zijn, gespecialiseerde verhuizers inschakelen… Je rijdt al die kwetsbare, kostbare spullen niet even op een karretje het museum uit. Sommige objecten zijn extra ingewikkeld om te verplaatsen. Denk aan de vierduizend kilo wegende deeltjesversneller, die moeten we echt onttakelen en in delen verplaatsen. Daarna volgen de tentoonstellingsvitrines en de rest van de inventaris, en als de verbouwing af is, moeten alle nieuwe tentoonstellingen en interactieve opstellingen nog worden gebouwd en getest. Dit alles samen kost veel tijd’

En hoe gaan die nieuwe tentoonstellingen zich onderscheiden van de oude?

“Ze worden niet alleen anders dan in het oude museum, maar ook anders dan in alle andere universiteitsmusea in Europa. Wij zijn de enige in z’n soort, omdat onze focus op het publiek ligt en op families in het bijzonder. Andere Europese universiteitsmusea richten zich op de eigen onderzoekers en studenten; hun belangrijkste taak is relevant zijn voor onderzoek en onderwijs van de universiteit. Dat doen wij ook, maar voor ons staat het publiek betrekken bij wetenschap centraal.
Ook binnen de wetenschapsmusea nemen wij een bijzondere positie in. We gaan namelijk nog meer inzetten op citizen science, waarbij we bezoekers actief laten bijdragen aan wetenschap. We werken hierbij samen met wetenschappers van de Universiteit Utrecht. Het Universiteitsmuseum wordt een onderzoeksmuseum waar de nadruk niet ligt op het onderzoeksresultaat, maar op het onderzoeksproces.”

Leg uit.

“In science centers werkt het vaak zo: je drukt op een knop, er valt een bal naar beneden en daarna krijg je uitgelegd welke natuurkundige wet daarachter zit. In een deel van onze huidige opstelling pakken we het vaak ook nog op die manier aan; met kant-en-klare proefjes. In het nieuwe museum presenteren we projecten waarbij de bezoeker zelf actief kan deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek. We hebben al een aantal pilots gedaan met citizen science-projecten, zoals SchedelLAB, een programma rond een spectaculaire operatie in het UMC Utrecht waarbij iemand een nieuwe, 3d-geprinte schedel kreeg. Bij ons kon de bezoeker een 3D-foto van z’n eigen hoofd laten maken. De data die dat opleverde – de gemiddelde afstand van neus tot oren, bijvoorbeeld – gingen terug naar onderzoekers van het UMC Utrecht. Zij gebruiken dat voor onderzoek naar gezichtsreconstructies
Ook favoriet was het project ArcheoLAB. Daarin hielpen onze bezoekers met het sorteren van archeologische vondsten, onder leiding van een archeoloog. Vooral kinderen bleken daar heel goed in te zijn. Soms konden ze hele potten reconstrueren.”

Wat leveren dit soort projecten concreet op?

“Het is een win-winsituatie. Voor onderzoekers levert het materiaal op en het publiek krijgt inzicht in wat er allemaal komt kijken bij wetenschappelijk onderzoek. Een goed voorbeeld van citizen science is ook ons ‘schimmelproject’ dat we deden in samenwerking met het Westerdijk Instituut. Mensen konden bij ons een onderzoekskit halen, bodemmonsters nemen uit hun eigen tuin en die opsturen. Als er een nieuwe schimmelsoort tussen zat, werd die vernoemd naar de inzender. Op de site van het Westerdijk Instituut kon je volgen wat daar allemaal aan vooraf ging: dat er een wetenschappelijke publicatie over verscheen, hoe de schimmel op naam gebracht werd. Een langdurig en soms moeizaam proces, dat niet altijd succesvol is en nooit claimt de waarheid te zijn. Dat willen we laten zien: dat wetenschap meer is dan zomaar een mening.”

Wat gaat het personeel doen als het museum dicht is?

“Voor de mensen die in het museum zelf werken zijn andere, tijdelijke werkplekken gevonden. Achter de schermen hebben we iedereen hard nodig. Een heel museum opnieuw inrichten kost veel tijd en een groot deel van de medewerkers houdt zich daar dan ook mee bezig. De mensen die de tentoonstellingen maken zijn daar natuurlijk druk mee bezig. En educatie blijven we doen, maar dan op locatie. Nu komen de scholen naar ons toe, straks gaan wij naar de scholen, met een bakfiets vol objecten. We gaan samenwerken met openbare bibliotheken in de hele stad. Zo hopen we ook op plekken te komen waar we normaliter niet snel komen. En met TivoliVredenburg werken we samen aan een wetenschapsprogramma voor families met kinderen.”

En hoe is de sfeer?

“We hebben er heel veel zin in. Hoe vaak gebeurt het dat je een museum helemaal opnieuw kunt bedenken met z’n allen? Dat is once in a lifetime, iedereen vindt het prachtig.”

Terug