Van oudsher was de universiteit een mannenaangelegenheid. Pas in de negentiende eeuw gingen vrouwen mondjesmaat studeren en het duurde tot 1917 voordat de eerste vrouwelijke hoogleraar werd benoemd. Lees meer over inspirerende vrouwen in de wetenschap.
Allereerste vrouwelijke student
De allereerste vrouw in Europa die colleges volgde aan een universiteit was de Utrechtse Anna Maria van Schurman (1607-1678). Zij volgde vanaf 1636 vanachter een gordijn colleges geneeskunde, theologie en talen. Maar zij was een grote uitzondering en kon geen examens afleggen.

Mondjesmaat
Pas in 1880 was Catharine van Tussenbroek (1852-1925) de eerste volwaardige vrouwelijke studente in Utrecht bij Franciscus Donders. Zij was samen met Aletta Jacobs één van de eerste vrouwelijke artsen in Nederland.
Na deze voorzichtige start volgden mondjesmaat meer vrouwen. Tegenwoordig is bij de studie geneeskunde meer dan de helft en bij diergeneeskunde zelfs meer dan 80% van de studenten vrouw.
Een geleerde vrouw, kon dat wel?
Utrecht had aan het begin van de twintigste eeuw twee opvallende vrouwelijke pioniers. Johanna Westerdijk (1883-1961) werd in 1917 de eerste Nederlandse vrouwelijk hoogleraar. Deze uitzonderlijke benoeming was op het vakgebied van de plantenziektekunde.

Echt mannenwerk
Acht jaar later meldde Jeannette Voet (1907-1979) zich bij ’s Rijks Veeartsenijschool. In 1930 studeerde zij als eerste vrouwelijke dierenarts af. Zij was een opvallende verschijning, want het fysiek zware werk van de veearts werd als echt mannenwerk gezien. Ze bouwde een mooie carrière op aan het Veeartsenijkundig Instituut in Buitenzorg (nu Bogor) en aan het Instituut voor Infectieziekten.
