Hoe maak je een goede oogtest?

Professor Donders was de eerste echte oogarts van Nederland. Hij maakte tests en instrumenten om ogen te onderzoeken. Samen met professor Snellen maakte hij een kaart waarmee je kan testen hoe scherp iemand ziet. Oogartsen gebruiken die kaart nog steeds. Wat is er voor nodig om een goede test te maken? Maak je eigen Snellenkaart en onderzoek het zelf.

Wat heb je nodig?

Wat moet je doen?

Print het werkblad op twee losse vellen papier. De eerste pagina is een Snellenkaart zoals deze door professor Donders gebruikt werd. Op de tweede pagina ga jij je eigen Snellenkaart ontwerpen. Welke letters ga je tekenen? Begin onderaan. Teken in elk hokje een andere letter. Vul altijd het hele hokje met de letter. Gebruik in de rijen er boven dezelfde letters, maar zet ze wel in een andere volgorde.

Alle hokjes gevuld? Onderzoek dan hoe goed je test werkt. Laat een proefpersoon de test doen, zoals omschreven in het onderzoek ‘Hoe scherp zie jij?’. Test eerst met de originele Snellenkaart. Test daarna met jouw eigen Snellenkaart. Doe de tweede test precies hetzelfde als de eerste, maar dan met jouw eigen kaart. Is de uitslag met beide tests hetzelfde? Dan werkt jouw test net zoals de originele Snellenkaart.

Verder onderzoeken

Bedenk zelf wat je nog meer wilt onderzoeken. Bijvoorbeeld of de test ook werkt als je gekleurde letters gebruikt? Of als je de letters dichter op elkaar zet? En hoe zou je een test kunnen maken voor mensen die geen letters kunnen lezen? Maak verschillende kaarten en test ze allemaal.

Hoe kan dit?

Een goede test meet precies wat je wilt weten: mensen die scherp zien doen de test heel goed en mensen die minder scherp zien doen de test minder goed. Als de test zelf niet goed in elkaar zit, dan kan het gebeuren dat mensen met hele goede ogen toch een slechte uitkomst krijgen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als de kleuren, vormen of het licht het moeilijk maken om te zien. En zijn er letters die alle proefpersonen lastig vinden? Ook dan ligt het misschien niet aan de proefpersonen, maar aan de test. Soms lijken letters teveel op elkaar, bijvoorbeeld de K en X.

Andersom kan het ook. Mensen met slechte ogen kunnen toch een goede testuitslag krijgen. Bijvoorbeeld als je alleen maar grote letters gebruikt die iedereen wel kan zien. Als je geen verschil meet tussen mensen met goede en minder goede ogen heb je ook geen goede oogtest.

Extra uitleg
De uitslag van de test moet bij dezelfde proefpersoon elke keer hetzelfde zijn. Ook als iemand anders onderzoeker is moet de test nog steeds werken. Het is dan ook belangrijk dat elke onderzoeker dezelfde kaart gebruikt, met dezelfde grootte en kleur letters. En wat gebeurt er als je de test in een donkere kamer doet? Of wat gebeurt er bijvoorbeeld als de proefpersoon verder van de kaart gaat staan? Niet alleen de test zelf, maar ook hoe je de test uitvoert is dus belangrijk. Voor een goede test moet je daar dus afspraken over maken. Anders lijkt het misschien alsof je ineens minder goed ziet, terwijl dat komt doordat er iets in de manier van testen veranderd is.

Terug