Er bestaan verschillende grondsoorten die allemaal verschillende eigenschappen hebben: grind, zand, silt en klei. Sommige grondsoorten kunnen heel goed water vasthouden of juist heel snel water doorlaten. Onderzoek de grond uit jouw tuin of omgeving en ontdek de eigenschappen van deze grondsoort.
Dit heb je nodig
- Een UMU kaartje ‘Wat vind jij in de grond in jouw buurt?’ of een schepje
- Glazen pot
- Grond uit jouw tuin of een park in de buurt
- Water
- Zwarte stift
- Liniaal
- Stopwatch
- Gekleurde stift
Wat ga je doen?
Vouw het UMU kaartje in de lengte dubbel. Knip een schuine punt aan het kaartje. Je hebt nu een schepje. Vul het glazen potje met het schepje tot de helft met grond uit jouw buurt.
Gebruik het werkblad en het instructiefilmpje voor het onderzoek.
Klik hier voor het instructiefilmpje
En, uit welke grondsoort bestaat jouw tuin of omgeving?
Uitleg proefje over grondsoort
De bodem is de bovenste laag van de aardkorst. De bodem is samengesteld uit hele kleine deeltjes: gronddeeltjes. Deze gronddeeltjes worden ingedeeld op basis van korrelgrootte. Er zijn vier verschillende korrelgroottes: grind (grote korrels), zand, silt en klei (hele kleine korrels). Deze vier verschillende gronddeeltjes vormen ‘het skelet’ van de bodem. In de ruimte tussen het skelet wordt water en lucht vastgehouden. Sommige bodems, bijvoorbeeld in Flevoland, bestaan vooral uit klei. Andere bodems, bijvoorbeeld in Drenthe, bestaan vooral uit zand. Het ‘skelet’ bepaalt hoeveel water de grond in kan, hoe snel regenwater wegstroomt en of planten goed kunnen groeien.
Dit onderzoekje komt voort uit een Wie Wat Waar Waarom lezing in samenwerking met TivoliVredenburg. Kijk voor aankomende wwww lezingen en andere evenementen in onze agenda.