In de Oude Hortus staat een kweeperenboom van circa veertig jaar oud. In het voorjaar bloeit de boom en in het najaar draagt hij vruchten. In het najaar snoeien de tuinvrijwilligers de boom.
De kweepeer (Cydonia oblonga) komt uit de rozenfamilie (Rosaceae) en is nauw verwant aan de appel, de peer en de lijsterbes. Oorspronkelijk komt de kweepeer uit het gebied rondom de Kaspische Zee. De wat gelige kweeperen zijn bedekt met een soort laagje vilt. In het voorjaar bloeit de boom volop, elk najaar draagt hij veel vruchten. De zoete geur verspreidt zich dan ook subtiel door de tuin.
Ze horen van oorsprong thuis in het Middellandse Zeegebied en in Klein-Azië. De Grieken en Romeinen brachten ze naar West Europa. Sindsdien komen ze plaatselijk ook verwilderd voor. Vroeger stond er bij veel boerderijen een kweeperenboom. In Nederland wordt deze vrucht weer steeds vaker aangeboden op markten, in groentespeciaalzaken en in toko’s.
Kweeperen zijn rauw vrijwel niet te eten door het harde en zure vruchtvlees. Het is pas eetbaar als het bereidt is tot compote, jam, marmelade, gelei, taart, vruchtenbrood, vruchtensap, wijn of likeur. Het woord ‘marmelade’ is zelfs ontleend aan de Portugese naam van de kweepeer; marmeleiro. Het snijden en raspen van de kweepeer is een uitdaging, maar het resultaat is het waard.