Vakgebieden

Het aantal vakgebieden aan de Universiteit Utrecht was aanvankelijk klein. Er waren drie hoofdfaculteiten. Vanaf de negentiende eeuw namen de technische mogelijkheden toe. Hierdoor breidde ook de kennis uit en konden hoogleraren zich steeds meer specialiseren.

Drie hoofdfaculteiten

Oorspronkelijk bestonden aan de Universiteit Utrecht naast de algemeen voorbereidende filosofische faculteit drie hoofdfaculteiten: geneeskunde, theologie en rechten.

Plantkundige, farmacoloog én dierkundige tegelijk

De medische faculteit besloeg de algemene geneeskunde en natuurlijke historie. Het was voor medici rond 1800 volstrekt logisch om zich naast geneeskunde bezig te houden met plantkunde, chemie, farmacie en biologie.

Dokter Pieter Harting (1812-1885) was als plantkundige en farmacoloog aan de faculteit binnengekomen. Hij wist hij zich later vooral als dierkundige te ontwikkelen en hij publiceerde over ijstijdfossielen, mammoeten en het Eemien.

Ontwikkeling dooierzak

Meer kennis

Gedurende de negentiende eeuw trad aan de universiteit een periode eeuw van steeds verdergaande specialisatie en professionalisering van aparte vakgebieden op.

Kennis breidde zich met behulp van toenemende technische mogelijkheden steeds verder uit. De oorspronkelijke vakgebieden werden zo omvangrijk dat het geheel door één persoon niet meer te overzien was.

Nieuwe disciplines

Medicus Franciscus Donders (1818-1889) richtte zich meer en meer op fysiologie en oogheelkunde. Ambrosius Hubrecht (1853-1915) kreeg in 1910 de specifieke leeropdracht embryologie buiten de algemene zoölogie. De diergeneeskunde werd in 1925 een academische discipline. Binnen diergeneeskunde ontstonden specialisaties als proefdierkunde of genetica.

Universitaire vakgebieden ontwikkelen zich door technische en maatschappelijke veranderingen. In de huidige tijd ontstaan nog steeds nieuwe disciplines aan de universiteit, terwijl sommige vakken weer verdwijnen of opgaan in een breder samenwerkingsverband.

Terug