Proefdieren worden van oudsher al ingezet in de wetenschap. In de loop der jaren is er steeds meer kritiek en verandert het beleid. Lees over de geschiedenis van proefdieren.
Dieren als vervanging voor mensen
Anatomische onderzoeken, geneesmiddelen en operatietechnieken worden al eeuwen eerst op dieren uitgeprobeerd. Proefdieren werden in de geschiedenis al vanaf de zeventiende eeuw gebruikt als voorbeeld in anatomische theaters en bij baanbrekende geneeskundige onderzoeken. Vanaf de oprichting van ’s Rijks Veeartsenijschool in 1821 waren dieren op de school aanwezig als een essentieel onderdeel van het onderzoek en onderwijs in de diergeneeskunde.

Grote en kleinere dieren in de studie
Voor de negentiende-eeuwse veeartsenopleiding werden honden, paarden en koeien aangekocht. Ze werden onder andere gebruikt voor anatomisch onderwijs. Studenten leerden daarnaast hechten op dode dieren. Ook werden kleinere dieren zoals muizen, ratten, cavia’s en konijnen gehouden. Deze knaagdieren werden aan het eind van de eeuw belangrijker met de ontdekking van bacteriën. Voor onderzoek naar deze ziekteverwekkers werden dieren besmet om de ziekte bij mensen te kunnen herkennen en behandelen.

Vermindering en verbetering
De laatste decennia is vanuit het publiek veel kritiek gekomen op het gebruik van grote aantallen proefdieren. Het aantal dierproeven was na 1950 fors gestegen door toenemende mogelijkheden voor dierproeven en grotere hoeveelheid studenten. De publieke kritiek heeft geleid tot een verandering in het beleid geleid. De drie v’s staan daarbij centraal. Vermindering van het aantal dieren waar het kan. Vervanging van dierproeven door meer gebruik van celkweekonderzoek. Verfijning van de leefomstandigheden van uiteindelijk onmisbaar blijkende proefdieren.