In het depot van het Universiteitsmuseum Utrecht bevindt zich een verzameling historische foto’s van landbouwhuisdieren. Jesper Oldenburger en Steven van der Laan gebruikten deze voor hun promotieonderzoek. Lees meer over de geschiedenis van de fokkerij.
Geschiedenis fokkerij
In de diergeneeskundige collectie van het Universiteitsmuseum Utrecht bevindt zich een verzameling van rond de 500 historische foto’s van landbouwhuisdieren: schapen, varkens en runderen. Deze foto’s geven een beeld van hoe vanaf 1900 tot halverwege de 20e eeuw door fokkerij onze landbouwhuisdieren zijn veranderd om aan de veranderende eisen van de markt te voldoen. Jesper Oldenburger en Steven van der Laan van de Universiteit Utrecht richten zich tijdens hun promotieonderzoek op de geschiedenis van de Nederlandse schapen- en varkensfokkerij.
Internationaal geroemde rassen
Nederland heeft een rijke traditie op het gebied van de fokkerij. Beroemde rassen als de Barnevelder kip en de Friese Bonte koe worden internationaal geroemd en ook het succes van de Nederlandse paarden op de laatste Olympische spelen heeft wereldwijd indruk gemaakt. Varkens en schapen hebben beide een eigen plek binnen Nederland-Fokkersland. Ook hier valt allereerst het succes op. Hoe is Nederland een fokkersland geworden? In de negentiende eeuw was ons land nog het lachertje van Europa op het gebied van fokken. De rassen waren middelmatig en weinig geliefd.
Onderzoek
Hoe is er een omslag bereikt en welke rol heeft wetenschap hierin gespeeld? Is het voornamelijk de praktische fokker geweest, die dankzij zijn jarenlange ervaring en ‘fokkersoog’ zo wel kan zien wat een goed dier is. Of is het toch de wetenschapper geweest die dankzij zijn groeiende kennis van de genetica heel specifiek en direct kon bijdragen aan het verbeteren van het ras? Vragen als deze waren het uitgangspunt van het promotieonderzoek naar de geschiedenis van de Nederlandse schapen- en varkensfokkerij. De historische fotocollectie van het Universiteitsmuseum helpt op een mooie manier om deze vragen te beantwoorden.
Schapen
Eind negentiende eeuw bleek dat het oude Texelse ras (afbeelding 1) niet meer aan de eisen van de markt kon voldoen. Wol was niet zo meer belangrijk als voorheen en de nadruk kwam steeds meer op vlees te liggen. De Texelse fokkers grepen in en haalden talloze rammen uit Engeland om hun eigen ras te ‘veredelen’. De schapen werden groter en vleziger. Daarnaast was de vruchtbaarheid van het ras erg belangrijk: meer lammetjes betekende automatisch ook meer vlees. Na enkele jaren kruisen, proberen en discussiëren werd er een nieuw schaap gepresenteerd: de verbeterde Texelaar. Gedurende de twintigste eeuw werd dit type schaap zowel binnen als buiten de landsgrenzen steeds populairder.
Minder vraag naar wol
De twee afbeeldingen laten heel goed het verschil tussen een oud en achterhaald ras zien en een type schaap dat als voorbeeld zou moeten dienen voor beginnende en jonge fokkers. De nadruk ligt minder op de kwaliteit van de wol en bovendien heeft een vleestypisch schaap een meer gedrongen bouw. Je kunt bijvoorbeeld goed zien dat de nek nu al korter is geworden. Dit is een trend die gedurende de twintigste eeuw is voortgezet,wat geleid heeft tot de huidige Texelaar.
Export en fokdoel
In 1926 moesten ook de varkensboeren van fokdoel veranderen. Tot dan toe hielden veel boeren vleesvarkens die ze na slachting konden exporteren naar Engeland. In 1926 verbood Engeland echter de import van vers varkensvlees, waardoor de Nederlandse vleesvarkens omgefokt moesten worden naar varkens die goede kwaliteit spek leverden: van spek konden de Engelsen geen genoeg krijgen dus lieten ze het buiten de importrestricties.
Foto’s als onderwijsmateriaal
Voor varkenshouders is het veranderen van fokdoel makkelijker dan voor schapenhouders. De reden hiervoor is simpel: schapen krijgen hoogstens drie nakomelingen per jaar terwijl varkens destijds twaalf tot vijftien biggen per keer wierpen en dat meerdere keren per jaar konden doen. Hierdoor is een varkensras flexibel en de verschillen tussen de varkensrassen zijn voor buitenstaanders vaak moeilijk te zien. Ook voor een student diergeneeskunde is het verschil tussen bijvoorbeeld het Groot Yorkshire varken en het Duitsche Edelvarken haast niet te zien. De afbeeldingen uit de collectie van het Universiteitsmuseum waren dan ook oorspronkelijk bedoeld om de studenten de wezenlijke verschillen tussen de rassen te leren.
Modelfunctie
Afbeeldingen, zoals deze uit de collectie van het Universiteitsmuseum, nemen een speciale plaats in binnen het onderzoek naar de geschiedenis van de fokkerij. De foto’s zijn door wetenschappers en onderwijzers gekozen als lesmateriaal om studenten een idee te geven hoe een bepaald ras eruit ziet. De ‘modelfunctie’ van het afgebeelde dier is voornamelijk van belang. Het varken of schaap op de foto is heel bewust gekozen als representatie van het ras:hoe een Texels schaap of een Groot Yorkshire er eigenlijk uit zou moeten zien en dus ook waar de fokkers naar zouden moeten streven.
Huisdierenrassen zijn altijd in beweging
Rassen zijn niet tijdsonafhankelijk. Ze reageren op de grillen van de markt, op de voorliefde van de fokkers en simpelweg ook op waar de genetische grenzen van een dier liggen. Rassen en hun standaard veranderen en dergelijke afbeeldingen zijn een fantastische manier op deze ontwikkeling zichtbaar te maken.
Auteurs
Jesper Oldenburger en Steven van der Laan