Mammoetbeenderen en een oerosfragment waren in de negentiende eeuw spectaculaire vondsten. Er was nog niet veel bekend over het prehistorisch leven op aarde en dit gaf een klein inkijkje in deze voorhistorische wereld.
Versteende dieren uit lang vervlogen tijden
In de collectie van het Universiteitsmuseum bevinden zich fossielen, die in de negentiende eeuw spectaculaire vondsten van het prehistorische leven op aarde waren, zoals mammoetbeenderen en een oerosfragment. Ze werden rond het midden van de eeuw in populaire tijdschriften aan het publiek gepresenteerd.
Fossiel van een mammoet
Zo publiceerde Pieter Harting (1812-1885) in 1867 een artikel over de mammoet in Album der Natuur. Deze fossielvondsten stonden aan de wieg van het paleontologisch ijstijdenonderzoek in Nederland. Er was in deze periode nog niet veel bekend over de nog grotendeels mysterieuze voorhistorische wereld.
De oeros van 1825
Hoogleraar in de natuurlijke historie dokter Nicolaas Cornelis de Fremery (1770-1844) was in 1831 de eerste die een ijstijdfossiel van de oeros uit Nederland wetenschappelijk beschreef. Hiermee was hij een pionier in het Nederlandse paleontologische onderzoek. Bij Eembrugge werd na een dijkdoorbraak in 1825 het beschreven schedelfragment van het dier gevonden. Dit was volgens De Fremery het bewijs dat de forse voorouder van de koe daadwerkelijk in Nederland geleefd had.